De Emmaus-school is een gewone lagere school. Als er tenminste zoiets als een normale lagere school bestaat. Want we bezoeken er allemaal eentje en dat laat voor altijd een sterke vormende individuele indruk achter. Voor mij is de Emmausschool dus heel bijzonder. Zó bijzonder dat hij best wel eens beschreven mag worden.


De school werd gebouwd in 1964 in de Arnhemse wijk ’t Cranevelt. Deze wijk werd aan het begin van dat decennium op een helling gebouwd op een wijze waarbij het bestaande bos zoveel mogelijk gespaard werd. Die ligging in de heuvel gaf de school meteen iets aparts. Het schoolplein werd namelijk uitgegraven in de helling, en het aangrenzende gebouw kreeg door het scheve maaiveld aan de hoge zijde twee verdiepingen.

Als kind merkte je dat natuurlijk niet. Het was er gewoon. Wat je wel merkte was dat het gebouw heel vreemd in elkaar zat. De school, die gewoon gelijkvloers vanuit het speelplein te betreden was, bleek op de een of andere manier twee verdiepingen te hebben. De 1e en 2e klas bevonden zich aan de onderzijde. Die bereikte via een apart paadje. Vanuit de onderbouw kon je via een trap naar boven waar je in de hal uitkwam. Omgekeerd kon je via een lange open galerij langs het schoolgebouw vanuit het schoolplein met een trap naar beneden waar je dan zomaar weer tegen de onderbouw aan botste. Op een geheimzinnige manier bevonden zich daar ook nog een fietsenkelder met een handenarbeidlokaal. Na een tijdje wist ik wel hoe het werkte, maar het heeft me jaren gekost om te ontdekken hoe alles eigenlijk in elkaar zat. En het duurde nóg langer om te beseffen dat deze school daarin waarschijnlijk écht uniek was.

Tegen die tijd was ik al in de bovenbouw beland. De lokalen bevonden zich aan de lange kant van de hal met kapstokken. Hoewel we al met balpennen schreven bevatten de tafeltjes nog een raadselachtig element: in onbruik geraakte plastic inktpotjes met schuifjes waar je lekker heen en weer mee kon schuiven -tot de docent genoeg kreeg van het geklapper. De grote glazen ramen gaven uitzicht op een aanplant van lage dennenbosjes waar echte durfals na schooltijd gingen spelen. Wat er in de lessen gebeurde was niet erg bijzonder. De vele vogels die er uit het raam te zien waren gelukkig wel.

Het einde van de hal bestond uit een bescheiden podium met oranje tapijt. Daarachter lag een lokaal waar zich allerlei spannende zaken bevonden. Een daarvan was een rijdende stalen kast met een TV toestel. Op gezette tijden werd die naar een klas gereden waar de leerlingen dan op school-TV werden getrakteerd. Dat was een hele klus, want de educatieve zwart-wit uitzendingen hadden een vast tijdstip en de eerste primitieve video-recorders waren voor een school toen waarschijnlijk onbruikbaar-en onbetaalbaar. Absoluut hoogtepunt was daarom de demonstratie van een loodzware video-camera waar zwart-wit opnames mee gemaakt konden worden.

Naast die aarzelende intrede van moderne techniek maakte ik ook de laatste restjes van de verzuiling mee. Wij kregen de eerste drie jaar nog geschiedenisles van een vrouw met een kapje-waarschijnlijk een zuster. Traditioneler kon geschiedenis niet zijn: In haar leerboek begon de beschaving met de Germanen. Ze heetten Baldo en Olwin en ze dobberden op een boomstam bij Lobith ons land binnen. De kleermaker was nog toekomstmuziek want de stakkers hadden dierenhuiden aan. Een leuk prentje gaf dat gedetailleerd weer en wekte de indruk dat de maker er zelf bij was geweest. Onze zuster duidelijk niet. En het had haar waarschijnlijk ook niet geïnteresseerd.
Want daarna gebeurde er blijkbaar een paar eeuwen historisch niets noemenswaardig meer. Tot het boek door een enorme prent zelfs analfabeten krachtig duidelijk maakte dat er een einde was gekomen aan het heidense getob. Een bebaarde man stapte met een lichtend kruis de geschiedenis binnen. Willibrordus was gearriveerd! Dat visuele schokeffect activeerde niet alleen onze docente, maar startte ook ook voortvarend een historisch heilsverhaal dat nog tastbaar na-echode in het lesprogramma.
In de onderbouw kwam er namelijk regelmatig iemand van de missie vertellen over zijn verblijf in Latijns Amerika. Hij was erg vriendelijk en heette ‘Oom Theo’. Zijn echte naam ken ik niet. Het was in ieder geval allemaal reuze boeiend. En bij zijn afscheid verkocht hij opgezette piranha’s voor 1 gulden.
De andere kant van de hal grensde de hal aan het schoolplein. Het was in de heuvel uitgegraven zodat je daar als kind de indruk had door de bergen te worden omgeven. Veel is er niet veranderd. Wel is het bijzonder is dat een typische ingreep uit de jaren ’70 nu nog steeds aanwezig is: de plaatsing van spoorbielzen om de het plein te begrenzen. Die nu zeldzame inrichtingselementen waren toen een noviteit. Wat we niet beseften was dat ze na regen spekglad werden. Ik kan me goed herinneren dat er de nodige leerlingen-waaronder ikzelf- flink onderuit zijn gegaan. De ruimte tussen struiken en bielzen bestond uit een smalle strook zand die ideaal was om te knikkeren. Er bevonden zich talrijke knikkerputten die elk hun eigen bespelers-en regels- hadden. Er moet voor archeologen een schat aan knikkerhistorie te ontdekken zijn. Vier -inmiddels verdwenen-betonnen bankjes konden worden gebruikt als provisorisch doel-of gevangenis voor slachtoffers van pestkopjes. Tegen het einde van mijn schooltijd werd het plein beschilderd een enorme landkaart met alle provincies en strepen voor een sportveld.



Het bouwblok waarin de Emmaus-school gelegen was werd in zijn geheel in beslag genomen door scholen. De eerste lag direct bovenaan de steile rand van het schoolplein: de in hout uitgevoerde kleuterschool De Springplank. Als oud-leerling van dat kennisinstituut had ik al lange tijd uitzicht op de daaronder gelegen speelplaats van de Emmaus gehad. Met angst en vreze trouwens: toen er op die ‘grote school’ een schoolfeest aan de gang was vertelde een voorlijk klasgenootje mij dat dit ‘dansende hippies’ waren. Ik had geen idee wat dat waren, maar het leek me doodeng. Eenmaal gepromoveerd tot die lagere school heb ik die nooit gezien.

De scholen in dit bouwblok deelden gezamenlijk twee gymzalen. Om daar te komen werden de leerlingen bij iedere gymles langs de andere onderwijsgebouwen geleid die er op dat bouwblok aanwezig waren. Vertrekkend vanaf de onderbouw kwam je dan langs de een andere kleuterschool: De Speeldoos- een naam die tegenwoordig wel wat vraagtekens zou opwekken. Via een trap bereikte je dan het schoolplein van de aangrenzende openbare Eduard van Beinum school. Links had je uitzicht op het grote complex van de toenmalige LOM-school. Een fors gebouw dat dagelijks aangedaan werd door talloze bussen die leerlingen vanuit de hele regio naar deze school brachten. Eindpunt van de wandeling was een van de twee sportzalen die op elkaar gestapeld in de heuvel waren uitgegraven.

De scholen hadden weinig met elkaar te maken. Behalve ná schooltijd. De pleinen werden niet afgesloten, zodat er een enorm vrij toegankelijk speelgebied ontstond. Vooral het schoolplein van de LOM-school was erg spannend omdat het muurtjes en verlaagde speelzones bezat die door mooie gekleurde baksteen herkenbaar waren. Maar de ware kracht van het schoolgebied lag in het feit dat bij de bouw van Cranevelt het bestaande bos zoveel mogelijk was gespaard. Zo stonden rondom de scholen veel oude bomen in evenzovele bosjes waar je prima kon klimmen of hutten bouwen. De ligging in de heuvel zorgde voor spannende hellingen met struikgewas. Samen met de hoge keermuren vormde dat een avontuurlijk en onoverzichtelijk gebied waar van alles te beleven was. De overal aanwezig jonge aanplant was toen ook al een plek om allerlei troep te dumpen zodat er voor jonge avonturiers een hoop te vinden en te ontdekken viel. Geweldig! Terugkijkend is het een wonder dat er nooit echte ongelukken zij gebeurd. Maar de gemiddelde bovenbouwer van toen had zich geen betere speelplek kunnen wensen.



Toch een hele bijzonder school dus, die Emmaus-school. En misschien niet alleen voor mij. Want wat maakt een school bijzonder? Ligt het aan de architect? De ligging? Of gewoon aan de vormende invloed van die leeromgeving op herinneringen? Ik vermoed het laatste. Want ik was een gewone leerling op een gewone school. En veel later op een gewone universiteit waar ik leerde dat geschiedenis in feite een verhaal is. Zoals bijvoorbeeld deze column. Ik nodig alle bezoekers van deze digitale gedenkplek dan ook uit hún herinneringen hier te delen. Want scholen zijn niet bijzonder. Maar de herinneringen die ze maken wel.
De Emmaus-school heet tegenwoordig anders: na een fusie met de nabijgelegen Eduard van Beinum school gaat hij sinds enige jaren verder als basisschool De Zyp. Ik was leerling van 1974 tot 1980 toen het nog een gewone lagere school was. Er is sindsdien heel wat veranderd, maar in de kern is er bijzonder veel bewaard gebleven. Deuren, versleten betonnen tegels, houtwerk en natuurlijk de geweldige bielzen geven een prima beeld van allerlei bouwkundige onderdelen die elders al lang zijn verdwenen. Zelfs de beplanting is-weliswaar wat ouder-is grotendeels behouden. Die details maken het licht vervallen gebouw tot eenrisicoloze bestemming voor elke Troosteloos Optimist. De Emmaus-ganger van nu kan een hoop details ontdekken- en verbazend veel herinneringen ophalen. Best bijzonder voor en gebouw dat zo intensief gebruikt is! Alleen het open karakter is verdwenen door de plaatsing van hekken. Wie wil vergelijken verwijs ik naar een bijzonder filmpje op Facebook. Het is gemaakt in 1969 en geeft een prachtige indruk van de school en de sfeer die er toen hing. Ook bevat het beelden van het bekende schoolhoofd de heer Brouwer!
Niet veranderd is het adres: Peter van Anrooylaan 3- Arnhem.

















