München bezit een heel bijzonder gebouw. Het Arabella Haus. Het is te groot om fatsoenlijk op de foto te passen. Dat is ook meteen het meest uitzonderlijke kenmerk, want het is in feite niet meer dan een eentonige betonnen doos. Toch bezit de potentie een cultuurhistorische attractie van formaat te worden.
Het Arabella Haus was een typisch kind van de moderne tijd. Naar Amerikaans voorbeeld zou alles in één gebouw verenigd worden: woningen, een hotel en winkels. Zo ontstond een Las-Vegas achtig betonblok met een destijds futuristische ingangspartij die zo in een James Bond film had kunnen opduiken. James kwam nooit. Huurders wel. De eerste meldden zich in 1969, het hotel opende bij de Olympische Spelen in 1972.



Heel modern allemaal, behalve de naam. De lelijkerd is namelijk vernoemd naar een opera van Richard Strauss: Arabella. Een goede keus, want Strauss was innig verbonden met München. Even voor de goede orde: dit is niet de wat vulgaire Johann Strauss van walskoning Rieu, maar Richard Strauss (1864-1949). De laatromantische meester van het symfonisch gedicht en schepper van de 4 letzte Lieder, Metamorphosen en opera’s als Elektra, Salome, Rosenkavalier en… Arabella dus.




Ondanks die schatplichtigheid aan het Fin de siècle heeft het Arabella-Haus daar helemaal niets mee te maken. Sterker nog: nergens is het contrast tussen de omgang met oude en nieuwe klassieken uit de cultuurgeschiedenis zo groot als hier.

Om dat te begrijpen moeten we de kelder in. Want daar bevonden zich in vanaf de vroege jaren ’70 de legendarische Musicland studios van Giorgio Moroder. Voor wie hem niet kent: Moroder was een producent die de synthesizer volwassen maakte en ook wel eens als vader van de disco wordt gezien. Deze bebrilde seventies-proleet met porno-snor was dus beslist geen kleine jongen. En dat liet hij horen ook: hij maakte Donna Summer tot een ster met onvergetelijke hijgplaat Love to love you baby en schreef popgeschiedenis door het revolutionaire I feel Love waar diezelfde Donna Summer samen met een synthesizer in 5 minuten een hoogtepunt bereikt.
Literair is het natuurlijk allemaal wat basaler dan de Zauberberg of Goethe’ s Faust, maar toch is ook dit een cultuurhistorische mijlpaal van formaat. Dat is an sich al een gebeurtenis om een monumentje voor op de richten, maar er gebeurde nog veel meer.
Want na Donna’s historische gekreun werd het nog lang niet rustig in de kelders. Freddy Mercury ging er in en uit en nam er een groot deel van zijn oevre op. Naast Queen was dit de plek waar albums van de Rolling Stones, ELO, Iron Maiden, Iggy Pop, Led Zeppelin en Deep Purple werden opgenomen Kortom: iedereen die ertoe deed maakte hier opnames.
In 1992 ging de studio dicht. Niet door gebrek aan belangstelling maar door de opening van een metro in de omgeving. Het gedreun uit de diepte maakte het onmogelijk nog goede opnames te maken. Pikant detail was dat het station onder de Richard Strauss Strasse gelegen is.
Toeval? Dat valt nog te bezien. In het van Wagneriaans denken doordrenkte Beieren zijn dwergen en draken die er in onderaardse spelonken haar hartenlust op los rammen immers de gewoonste zaak van de wereld… Het is dan ook helemaal geen gekke gedachte dat Richard Strauss zich bij hen heeft gevoegd om tot het einde der tijden schuimbekkend van woede op de wanden van nevelige metrotunnels te beuken omdat hij door Giorgio’s hippe discodreun uit zijn eeuwige slaap werd gewekt.
Epische wraakactie of een planningsfout: het is in beide gevallen jammer dat het passende liedje ‘hoor wie klopt daar kinderen’ nooit in de Music land studio’s werd opgenomen. Maar ja, je kunt niet alles hebben. Desondanks maakt zijn geschiedenis het Arabella Haus tot een potentieel topmonument. Toch is het dat niet-integendeel: het staat zelfs op de nominatie gesloopt te worden! En dat is even onbegrijpelijk als on-Duits.

Duitsland is immers een natie die sinds zijn ontstaan sterk door zijn cultuur wordt gedefinieerd. En dat uit zich in veel meer dan de bekende maniakale Goethe-verering. Tod und Verklärung is een nationale passie. Overal wemelt het van de woonhuizen van componisten, dichters en denkers. Hoewel wat die bewoners ooit hebben gemaakt voor de gemiddelde bezoeker nu volkomen onbekend of onbegrijpelijk is, worden ze massaal geëxploiteerd en bezocht. Zo vormen ze kleine goudmijntjes voor de gemeentes waar ze gelegen zijn. Net als bij katholieke relikwieën is authenticiteit ook bij deze cultus geen criterium. Het merendeel van al de woon- en werk plekken van de beroemdheden is vrijwel volledig gereconstrueerd. Het zou me verbazen als ze die zelf nog zouden herkennen.
Als je ziet met wel fanatisme zulke locaties worden vereerd -en zelfs gecreëerd- is het verbazingwekkend dat het Arabella Haus -of in ieder geval de kelder- nog geen beschermde status heeft gekregen. Temeer omdat het werk dat daar ontstaan is nog wél wordt begrepen en beluisterd. Bovendien zijn er nog wat originele restanten aanwezig. En met wat geluk zelfs nog ook nog wat oude gebruikers die in die kelder wat onsamenhangende verhalen kunnen vertellen over het boeiende scheppingsproces met drank, drugs en vrouwen. Dat kunnen Goethe en z’n vrienden natuurlijk niet meer. Maar gezien mijn ervaringen als artiest geloof ik niet dat er veel verschil in de verhalen zal zitten.



München mag dus in z’n handen knijpen met deze potentiële culturele hotspot. Ik ben dan ook benieuwd wat de stad met dit betonblok gaat doen. Het ziet er niet goed uit. Behalve een plaquette die vertelt waar de opera Arabella over gaat is er nog niets te zien. En het zou me niet verbazen als het daarbij blijft. Strauss en Arabella getuigen weliswaar van een universele genialiteit, maar het besef dat kunst niet meer uitsluitend nationaal kon worden gedefinieerd is nog steeds niet overal ingedaald.
Dat is jammer, want ook Duitsland is sinds de oorlog in cultureel opzicht een immigratieland. En dit moderne muzikale brandpunt maakt duidelijk dat het zich ook in die rol zeer prominent op de culturele kaart heeft gezet. Het zou dan ook wenselijk zijn als de nationale helden van weleer eens wat gezelschap zouden krijgen van deze nieuwe generatie. Want het verstarrende Duitsland kan best wat beweging gebruiken. En omdat ze daar toch weer een beetje bang geworden zijn voor die enge Ausländer is het geruststellend dat dat buitenlander Giorgio tóch een vertrouwd stukje Duitse geschiedenis accentueert. Hij is namelijk … Oostenrijker. Maar nu eentje die gelukkig wél kunstenaar geworden is.



Het Arabella Haus belichaamt vergane glorie op gigantische schaal. Het 75 meter hoge gebouw is van de hand van architect Toby Schmidtbauer en werd tussen 1966 en 1969 voltooid. In 2018 werd besloten tot sloop- na 50 jaar was de houdbaarheidsdatum wel een beetje bereikt. En de vormgeving gaf niet direct aanleiding tot behoud. Door de Corona epidemie werd alles op de lange baan geschoven. Sindsdien hangt er een wat doelloos sfeertje. Het is slecht onderhouden en op de begane grond zijn er wat onduidelijke winkeltjes. Buiten kom je opvallend veel oude rijke dames met hondjes tegen die het bouwwerk nog steeds schijnen te bewonen. In 2026 wordt er opnieuw beslist over het lot van het het gebouw. Of de legendarisch studio’s nog een rol zullen spelen in de besluitvorming is onzeker. Gelukkig heeft Giorgio Moroder al wel een monument. En wat voor een! Daft Punk maakte een uitzonderlijk originele muzikale biografie van de pionier met het fantastische nummer Giorgio by Moroder.
Adres: Arabella Haus, Arabellastrasse 5 -München-Bogenhausen.
U-Bahn 4, station Arabellapark.
Muziek: Houdt je niet van Daft Punk dan is Straus er natuurlijk ook nog. Strauss heeft natuurlijk al heel wat monumenten- waaronder het Arabella Haus- maar het beste monument is natuurlijk zijn muziek. Heldenleben of Tod und Verklärung zijn in deze thematiek natuurlijk heel passend. Maar echt bijzonder is dat Strauss’ muziek na de oorlog van sterk van karakter veranderde sindsdien getuigde van introspectie en diepgang. Net wat we in het huidige (Duitse) politieke klimaat zo missen. Houdt je niet van Daft Punk, zet dan dus Metamorfosen op tijdens het bezoekje. Het kon wel!




