Naargeestigheid is troef in Frankfurt. Het centrum is een wederopbouworgie met veel achterhaalde en mislukte functionaliteit en vooral erg veel rechthoeken. Daardoor krijg je de indruk dat er hier een Mondriaan fanaat drie-dimensionaal carte-blanche heeft gekregen. Nergens is de connectie tussen de abstractie in het museum en de naoorlogse realiteit sterker en mooier dan hier.



En die abstractie is niet toevallig: De rechthoekjes zijn een verwijzing naar de vele vakwerkgebouwen van de vooroorlogse binnenstad die na de bombardementen met hulp van de stadsplanners vrijwel volkomen werd verwijderd.
Meer dan deze betonnen vingerwijzing naar het verleden zit er dus niet in. Maar dat maakt de tragiek van het totale failliet van de wederopbouw op weergaloze wijze voelbaar. Alles is achterhaald, te klein en vooral leeg en smoezelig. Daardoor is Frankfurt een meeslepend Gesamtkunstwerk van de wederopbouw dat de ondergeschikte rol van het mens zijn op indringende wijze tastbaar maakt. Een poging een architectonische dam op te werpen tegen de driften die het derde rijk mogelijk maakten. Een een wandeling langs de strokenbouw, de expeditiestraten en de overheidsgebouwen is daarom een bedwelmende ervaring die de polsslag van die tijd bijna hoorbaar maakt.
Als je wilt weten hoe vooruitgang in 1955 in beleidskringen werd beleefd moet je hier absoluut gaan ronddwalen.

Maar er zal wel niemand zijn die dat doet. Want dit is gewoon mensvijandig lelijk, en je mag dat ook zo vinden. Maar een Mondriaan niet, die bezoeken we massaal en vinden het geweldig. Raar? Helemaal niet. Mondriaan is gelukkig veilig opgesloten in een museum. Frankfurt is de echte confrontatie met dat denken. En met zo’n abstractie kun je veel doen. Behalve leven.


